Het intellectueel eigendom betreft onder meer het terrein van:
- auteursrecht
- modellenrecht
- merkenrecht
- mediarecht
- portretrecht
- en onrechtmatige publicaties
Van Rossem Legal Services adviseert en procedeert op het terrein van het intellectueel eigendom en het contractenrecht. Met gedegen auteursrechtelijke kennis en ervaring, jarenlange advisering van cliënten op het gebied van literatuur, journalistiek en de kunsten, richten wij ons in het bijzonder op de media.
Naast bedrijven en instellingen ondersteunen wij ook schrijvers, beeldend kunstenaars, fotografen, journalisten, architecten, vormgevers en industrieel ontwerpers.
Wilt u iets vragen? Klik gebruik het contact-formulier of bel: 020-5312000
Intellectuele eigendom
Intellectuele eigendomsrechten hebben gemeen, dat zij – deftig gezegd – de voortbrengselen van de menselijke geest tot onderwerp hebben en voor rechthebbenden het ongestoord genot van hun goederen wil waarborgen. Ook het portretrecht wordt vaak ook betrokken bij het terrein van het intellectuele eigendomsrecht.
Het intellectuele eigendom beschermt de belangen van de maker of auteur en richt zich tevens op de exploitatie van beschermde werken. Het auteursrecht, de naburige rechten, het modelrecht en het merkenrecht zijn allen rechten die het voor de rechthebbende mogelijk maakt , denk aan de architect, het mediabedrijf, de beeldend kunstenaar, musicus of journalist, om zijn werk, het resultaat van zijn inspanningen, te beschermen tegen namaak en om er geld meet te verdienen.
Informatierecht en mediarecht
Onder het informatierecht vallen onder meer de vrijheid van meningsuiting, privacy en het auteursrecht, en die zorgen in onze huidige samenleving regelmatig voor conflicten. De regels van het mediarecht vormen daarbij een noodzakelijke aanvulling. Informatierecht vormt met het Auteursrecht een voor de hand liggende combinatie, terwijl het portretrecht in het Informatierecht ook een belangrijke rol speelt. Het Reclamerecht bevat elementen van zowel de intellectuele eigendomsrechten als het Informatierecht.
Auteursrecht
Auteur
Een auteur is maker van een werk en verkrijgt daarmee auteursrecht op zijn werk. Dat betekent, dat hij een ander kan verbieden zijn werk openbaar te maken en te verveelvoudigen. Als hij openbaarmaking en verveelvoudiging juist wil toestaan, dan kan hij daaraan voorwaarden verbinden. Het is raadzaam om een en ander vast te leggen in een licentiecontract.
Rechthebbenden
Met een auteur wordt over het algemeen een schrijver of journalist bedoeld, maar ook een architect, fotograaf of filmer, een grafisch of industrieel ontwerper en een illustrator is auteur of maker in de zin in van de Auteurswet rechthebbende. Contractueel of op grond van de Nederlandse Auteurswet ligt het auteursrecht ook vaak bij organisaties zoals uitgeverijen, reclamebureaus, mediabedrijven, ontwerp – en architectenbureaus, fabrikanten. Hierdoor kunnen deze bedrijven anderen verbieden een werk te publiceren of te reproduceren of dat juist onder bepaalde voorwaarden toestaan.
Vergoeding
Het recht om een bepaald werk te gebruiken vindt veelal plaats op basis van een licentie (gebruiksrecht) verleend tegen een bepaalde gebruiksvergoeding. Daarbij spelt de vraag wat de waarde is van het gebruik. Deze is afhankelijk van allerlei factoren. Denk aan de vraagt naar het werk, de te verwachten opbrengst bij exploitatie, de duur van het gebruik, de omvang / het gebied van de licentie (alleen lokaal, in Nederland of in meer landen) het aantal exemplaren (oplages). De vergoeding wordt door betrokken partijen vastgesteld.
Kwaliteit, aantasting en wijziging
Ook een kwaliteitsgarantie is een veelvoorkomend onderdeel van een licentiecontract. Maar ook zonder zo’n garantie – en zeker als er sprake is van ongeautoriseerd gebruik (dus zonder licentie) – biedt de Auteurswet de rechthebbende soms de mogelijkheid zich te verzetten tegen aantasting van zijn werk. Ook mag een werk niet zomaar worden veranderd, hoewel soms kleine noodzakelijke aanpassingen wel zijn toegestaan.
Plagiaat
Het auteursrecht komt meestal pas in het nieuws als het mis gaat. Plagiaat doet het in dat opzicht goed. De Auteurswet spreekt over ‘nabootsing’ of ‘bewerking van een werk in gewijzigde vorm’. Dat mag niet zonder toestemming en is dus een inbreuk op het auteursrecht. Een veel voorkomend misverstand is dat de namaker vrijuit gaat als hij enkele wijzigingen heeft aangebracht. Dat is niet het geval. Wel wordt het dan belangrijker om te kunnen aantonen dat de namaker bewust heeft ‘ontleend’.
Duur
Het auteursrecht ontstaat automatisch op het moment dat een werk tot stand komt en blijft tot 70 jaar na het overlijden van de maker in stand. Het kan dus na overlijden uitgeoefend worden door de nabestaanden van de maker op dezelfde wijze als de auteur dat zelf tijdens zijn leven kon. Het recht om bezwaar te maken tegen aantasting en wijziging gaat niet automatisch op de nabestaanden over. Daarvoor is een testamentaire verklaring nodig.
Portretrecht
Een auteur (filmer, fotograaf of illustrator) kan al of niet in iemands opdracht een afbeelding maken van zijn gelaat. Het kan daarbij behalve om min of meer officiële portretten ook gaan om bijvoorbeeld spotprenten en actiefoto’s van sporters. De maker heeft op die afbeelding het portretauteursrecht. De geportretteerde heeft echter ook rechten waardoor het auteursrecht van de maker wordt beperkt. Die verschillen naar gelang sprake is van in opdracht gemaakte portretten of niet in opdracht gemaakte portretten.
In opdracht gemaakt
Voorbeelden zijn de pasfoto, de bruidsreportage of een statiefoto. In die gevallen heeft de maker van de foto toestemming van de afgebeelde persoon (of na zijn overlijden nog 10 jaar van de nabestaanden) nodig. Deze geportretteerde heeft dus een absoluut vetorecht tegen openbaarmaking van zijn portret. Hij mag zijn portret ook in veelvoud (laten)afdrukken, zolang hij die maar niet (zonder toestemming) van de auteur publiceert. Voor publicatie van een foto / portret is weer toestemming vereist van de maker / fotograaf.
Niet in opdracht
Voorbeelden zijn: de persfoto, de door een kunstenaar van het internet gedownloade en vervolgens bewerkte foto. De geportretteerde heeft hier in de regel geen vetorecht. Maar soms kunnen ze zich wel achteraf verzetten. Ze moeten daarvoor dan wel een ‘redelijk belang’ hebben. Dat belang kan een moreel belang, maar ook een commercieel belang zijn. Als er bij het gebruik van het portret ‘seks, bloot of erotiek’ aan te pas komt zal er al gauw een moreel belang kunnen zijn. Een politiek diskwalificerende context kan ook een voldoende ‘belang’ opleveren. Vaak speelt ook de privacy en het recht op de persoonlijke levenssfeer een rol. Van een commercieel belang is er sprake als de geportretteerde beschikt over een verzilverbare populariteit. Het gebruik van een portret voor reclamedoeleinden is een duidelijk voorbeeld of het portret van een bekende artiest op affiches die voor de verkoop bestemd zijn. Ook hier geldt dat bij overlijden van de geportretteerde gedurende 10 jaar ook de nabestaanden die rechten kunnen uitoefenen.
Vrijheid van meningsuiting
Soms bestaat er bij het portretrecht een spanningsveld met de vrijheid van meningsuiting. Het recht op informatie (een portret is informatie) wordt immers aangetast als de geportretteerde publicatie daarvan kan verbieden. Dat speelt vooral bij portretten van bekende Nederlanders of publieke figuren. De grens ligt bij de schending van de privacy, waarbij de publieke figuur iets minder recht op privacy heeft dan de gewone man.
Naburige rechten
Uitvoerend kunstenaars
Uitvoerend kunstenaars zoals musici en acteurs hebben geen auteursrecht. Zij kunnen dus niet profiteren van dat recht om daarmee het resultaat van hun herscheppende creatieve inspanning te verzilveren. De behoefte daaraan nam toe met het toenemen van de technische mogelijkheden tot exploitatie van de creatieve prestaties van met name musici. Niet alleen zij lijden ten gevolge van de piraterij schade maar ook de producenten van geluid – en video-opnamen. Er is daarom in 1993 een aparte wet op de naburige rechten in werking getreden. Uitvoerend kunstenaars hebben het uitsluitend recht tot het opnemen van hun uitvoering, het reproduceren van een opname en het in het verkeer brengen van een opname.
Filmproducenten
De producenten, waaronder filmproducenten, hebben het uitsluitend recht met betrekking tot de reproductie, distributie en uitzending van door hen voor de eerste maal vervaardigde filmwerken.
Modelrecht
Producten
Aan het auteursrecht gelieerd is het modelrecht. De twee wetten die daarvoor bestaan zijn de Benelux Modellenwet en de Gemeenschapsverordening betreffende Gemeenschapsmodellen. Zij beschermen de twee – of driedimensionale vormgeving van een product. Hier is registratie wel vereist. Producten die voor modelbescherming in aanmerking komen zijn bijvoorbeeld: een kast, een tafel of stoel, keukenapparatuur, kleding, verpakkingen en lettertypen. Niet voor bescherming komen in aanmerking voorwerpen met alleen maar een decoratieve functie.
Nieuwheid en eigen karakter
De sinds 2002 bestaande Europese modelwetgeving stelt wel eisen aan het te deponeren model. Het moet nieuw zijn en een eigen karakter hebben. ‘Nieuw’ wil zeggen, dat het niet langer dan gedurende een jaar openbaar gemaakt mag zijn. Is dat wel het geval dan is registratie niet mogelijk. Is een model niet meer nieuw in landen buiten de Benelux, maar wel in de Benelux, dan biedt Benelux registratie uitkomst.
Duur
De Europese registratie biedt een bescherming van 25 jaar, Benelux registratie verloopt al na 15 jaar. Omdat het modelrecht het auteursrecht niet uitsluit, kan er in principe na het vervallen van het modelrecht, na 25 respectievelijk 15 jaar vaak nog wel een beroep gedaan worden op de auteurswet. Het werk moet dan wel voldoen aan de eisen van de Auteurswet. En – in het geval van Benelux registratie – moet er bij het modellenbureau tijdig een instandhoudingsverklaring afgegeven worden.
Merkenrecht
Voorbeelden van een merk zijn: een naam, letters al of niet gecombineerd met cijfers, een stempel, de vorm van een product en een verpakking. Maar ook een kleur, klank of geur kan een merk zijn. Zij hebben tot doel om de waren of de diensten van een onderneming te onderscheiden ten behoeve van een zo ongestoord mogelijke marktwerking.
Onderscheidend
Het belangrijkste vereiste van een merk is dat het een onderscheidend vermogen bezit. Niet onderscheidend zijn bij voorbeeld tekens die te ingewikkeld of te eenvoudig zijn, soortnamen die uitsluitend beschrijvend zijn en de zogenaamde vrijmerken, zoals een esculaapteken voor medicijnen. Er zijn bovendien zwakke en sterke merken. Een merk is ‘zwak’ als het een verwijzing inhoudt naar de aard en de hoedanigheid van de waar, een fantasienaam die grote bekendheid geniet daarentegen is ‘sterk’. Voorbeelden uit de rechtspraak van niet als merk aanvaarde tekens zijn: versmarkt, antikras, mobiliteitspas en geboortewinkel, wel aanvaard werden: keurslager, woonkrant, goudkuipje en after dinner.
Het publiek
Speelt het publiek een rol bij de beoordeling van de vraag of een teken onderscheidend is? En zo ja, is dat dan het kopend publiek, de gemiddelde consument of alleen het publiek dat met de betrokken waren of diensten te maken heeft of nog sterker bepaalde vakkringen. De rechtspraak geeft daarop geen sluitend antwoord en houdt rekening met alle bijzonderheden in hun onderlinge verband.
Depot
De bescherming wordt krachtens de Benelux Merkenwet en de Gemeenschapsmerken verordening verkregen door depot van het merk bij het Benelux Merkenbureau (BMB) of bij het Europese Merkenbureau (OHIM). Het Bureau stelt houders van oudere merken wel eerst in de gelegenheid bezwaar te maken tegen sterk gelijkende merken. Dat kan uiteindelijk leiden tot weigering van het merk.
Duur
De inschrijving van het merk geldt voor 10 jaar en kan telkens met 10 jaar worden verlengd.
Verval van het recht
Wie zijn merk gedurende meer dan 5 jaar niet gebruikt loopt het risico, dat zijn merkrecht vervalt.
Informatierecht
Uitingsvrijheid en mediarecht
In de huidige informatiesamenleving gelden enkele fundamentele rechten. Die rechten hebben voor een belangrijk deel te maken met de uitingsvrijheid, die op zijn beurt gebaseerd is op onze democratische samenleving. Censuur is in zo’n samenleving taboe. De vrijheid van meningsuiting staat daarentegen hoog in het vaandel. Dat recht is ook geformuleerd in het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Als grondrecht regelt het mede de toegang tot de communicatiemiddelen, die in de Mediawet geregeld zijn en dat het stelsel bevat van toegangs- en organisatievoorschriften.
Ongeoorloofde uitingen
Er is vrijheid van meningsuiting, maar dat wil niet zeggen dat iedere uiting geoorloofd is. Er zijn ongeoorloofde uitingen volgens de wet, die met name door het Strafrecht worden gedicteerd, de zogenaamde uitingsdelicten, zoals belediging, smaad en laster. Ongeoorloofd zijn ook uitingen die iemands eer en goede naam en diens persoonlijke levenssfeer aantasten. Dergelijke uitingen kunnen onrechtmatig zijn. Ook kunnen de bepalingen in de Auteurswet met betrekking tot het portretrecht een uiting ‘ongeoorloofd’ maken. Een telkens terugkerende toetsing daarbij is artikel 10 lid 2 van het Europese Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens. De vragen die daarbij stelselmatig naar voren komen zijn: is er sprake van een in de wet voorziene beperking van de vrijheid van meningsuiting, is de beperking in een democratische samenleving ter bescherming van een specifiek belang wel noodzakelijk en is de beperking evenredig aan het te beschermen belang.
Zorgvuldigheid en privacy
Bij dat alles speelt – als het om pers-uitingen gaat – ook een belangrijke rol of de pers heeft beantwoord aan de hoge eisen van zorgvuldigheid die aan haar kunnen worden gesteld. De beoordeling daarvan is weer sterk afhankelijk is van de feitelijke omstandigheden, zowel die met betrekking tot de persoon om wiens privacy het gaat, als met betrekking tot de vraag of bijvoorbeeld de persinformatie wel juist en volledig is.
Reclamerecht
Het reclamerecht bevat ingrediënten van zowel de IE rechten als het Informatierecht. Reclamebureaus bezitten auteursrecht op hun producten en – mits voldoende uitgewerkt – ook op hun concepten. Dat biedt hen in beginsel een sterke positie. Ook – en in sommige gevallen juist – als er sprake is van pitchen. Aan de andere kant is het portretrecht een inperking van het auteursrecht, waarmee serieus rekening moet worden gehouden. Opdrachtgevers van reclamebureaus hebben verder meer dan eens behoefte aan en baat bij een sterke merkbescherming. Reden voor reclamebureaus om daar bij hun dienstverlening aan de klant aandacht te besteden. Het reclamerecht kent ook nog een aantal geheel eigen regels. Die zijn voornamelijk neergelegd in art. 194 boek 6 B.W. en betreffen vooral de begrippen ‘misleidende reclame’ en ‘vergelijkende reclame’. Sinds 2002 is overigens vergelijkende reclame wettelijk toegestaan, zodat onder bepaalde voorwaarden in een reclamecampagne het merk van een ander gebruikt mag worden. Toetsing aan die uitdrukkelijk in de wet genoemde voorwaarden blijft dus wel noodzakelijk. Daarnaast is het reclamerecht geregeld in de Nederlandse Reclame Code (NRC), waarin behalve algemene regels ook bijzondere regels zijn opgenomen voor specifieke situaties.
Octrooirecht
Het octrooirecht beschermt uitvindingen, dat zijn nieuwe oplossingen op het gebied van de techniek of de nijverheid. Degene die tijd en middelen steekt in het ontwikkelen van een innovatief product moet de kans krijgen zijn investering terug te verdienen, daarom kan de staat een monopolie verlenen op het exploiteren van een vinding. Een octrooi kan gelden binnen bepaalde territoria, zo kunt u een octrooi aanvragen voor een land of een bundel van landen wereldwijd. Een octrooirecht moet aangevraagd worden bij een octrooibureau en voldoen aan bepaalde criteria. Voor het aanvragen van octrooi gelden twee verschillende mogelijkheden, er is een octrooi met een duur van maximaal twintig jaar, en een ‘eenvoudig’ octrooi dat minder zekerheid biedt en ten hoogste zes jaar duurt. Voor de aanvraag en handhaving gelden een aantal belangrijke wettelijke eisen en het is mogelijk dat een derde na aanvraag alsnog de geldigheid van uw octrooi bestrijdt. Stel uw uitvindingen zeker en raadpleeg een professionele advocaat.
CASES
Auteursrecht
Plagiaat in horeca, architectuur, mode en reclame (o.a. Voorzieningenrechter Rb. Leeuwarden 03-11-05)
Iemand ontwerpt een vervoermiddel, bestaande uit een bar op vier luchtbanden, die kan worden voortbewogen door op barkrukken gezeten bezoekers. Het ‘fiets café’ zoals het voertuig wordt aangeduid, is voorzien van een besturingsmechanisme, een overkapping en een bier tap die is aangesloten op een fust. Een concurrent ontwerpt een sterk gelijkend vervoermiddel en verhuurt dit onder de naam ‘trapbar’. ‘Fiets café’ wil dat ‘Trapbar’ met de exploitatie van zijn vervoermiddel stop, omdat Fiets café daardoor economische schade wordt berokkend. Fiets café wint de zaak. Van Rossem Advocaten heeft regelmatig vergelijkbare zaken. Een Franse modeontwerper wordt geconfronteerd met in Nederland geplagieerde damesrokjes, een Amsterdams architectenbureau, dat inschrijft op een prijsvraag voor een viaduct ziet haar ontwerp jaren later door een ander nagebootst, een reclamebureau doet mee aan een pitch en ziet zijn kostbare ideeën later uit de la getrokken worden en zonder beloning in aangepaste vorm uitgevoerd.
De beschermbaarheid van het product beoordeeld werden en plaatst de overeenkomsten en verschillen tussen de het oorspronkelijke ontwerp en de nabootsing in de context van de overeenkomende totaalindruk die de ontwerpen maken. Van Rossem Advocaten was de advocaat voor deze zaak. Door zijn jarenlange ervaring in de beeldbranche heeft hij oog voor de juridische mogelijkheden die de Auteurswet hem biedt om een zaak ‘sterk’ maken. Van Rossem Advocaten geeft ook aanwijzingen om preventieve maatregelen te nemen om de kans op inbreuk te minimaliseren en de juridische positie van de ontwerper te versterken.
Portretrecht
Het portretrecht van mevrouw A. en haar privacy (Rb. Amsterdam 22-11-05)
Mevrouw A. biedt haar diensten aan bij een Escortbureau en stemt in met het gebruik van haar portret op de website van het bureau. Mevrouw A. krijgt na enige maanden spijt van haar beslissing en besluit met het werk te stoppen. Zij vraat haar werkgeefster behalve om betaling van achterstallige vergoedingen ook om haar portret foto’s van de website te verwijderen. Daaraan werd ondanks herhaalde sommatie geen gevolg gegeven. Een gerechtelijke procedure, waarbij inbreuk op het portretrecht en inbreuk op de privacy van mevrouw A. inzet was, werd aangevangen. De foto van mevrouw A. was een niet in haar opdracht gemaakt portret. Zij had daarom geen absoluut vetorecht op de foto, waarmee zij bovendien had ingestemd. Zij moest dus in de procedure een ‘redelijk belang’ aantonen om zich tegen het voortgezette gebruik van haar portret te verzetten. In dit geval werd een ‘redelijk belang’ aangenomen en won mevrouw A de zaak.
Merkenrecht
Heeft Puma een monopolie op haar merk? (Voorzieningenrechter Rb. Breda 15-06-05)
Puma en Ferro zijn beide fabrikanten van sportschoenen. Ferro past op bepaalde ontwerpen van haar sportschoenen strepen toe die sterk lijken op strepen die ook Puma toepast. Puma wil dat Ferro daarmee stopt en beroept zich behalve op haar auteursrecht ook op haar merkenrecht. Zij kan dat doen omdat zij een aantal merken internationaal onder de naam PUMA FORMSTRIPS heeft geregistreerd. Maar slaagt zij daarin? Ferro beroept zich bij een van de merkenrechten van Puma op het verval daarvan, omdat Puma na de inschrijvingsdatum gedurende 5 jaren geen normaal gebruik van dat merk heeft gemaakt. De rechter stelt op dit punt Ferro in het gelijk, omdat het doel van een normaal gebruik moet zijn om voor de betreffende sportschoenen daadwerkelijk een afzet te vinden. Dat doel was er niet. Het doel van het ‘gebruik’ van Puma was er uitsluitend op gericht om het merk in stand te houden. En dat is niet voldoende. In het geval van de andere door Puma aangevoerde merkenrechten oordeelt de rechter, dat er geen sprake is van voldoende overeenstemming. De totaalindruk van beide merken is zo verschillend, dat er geen gevaar bestaat voor de gemiddeld geïnformeerde, oplettende consument dat hij in verwarring raakt of dat er gevaar is voor associatie. Geen inbreuk op het merkenrecht van Puma dus.
De rechter maakt hierbij terecht een afweging van de betrokken belangen. Daarbij is monopolisering van de markt op grond van het merkenrecht en het auteursrecht geen goede zaak. Weliswaar is de bescherming van ontwerpers en fabrikanten noodzakelijk, maar dat mag niet het normale functioneren van de markt verhinderen.
Mediarecht
Hoe vrij is de journalist? (Rb. Amsterdam 17-08-05)
Het actualiteitenprogramma NOVA besteedt een deel van een uitzending aan fraude en illegale arbeid in de uitzendbranche. Daarbij werd een uitzendbureau met name genoemd. Daarmee werd het uitzendbureau in een kwaad daglicht gesteld. KB trad op voor het uitzendbureau. Hij stelde dat het uitzendbureau op onrechtmatige wijze in haar eer en goede naam was aangetast. Aspecten die bij de afweging een rol speelden waren de vraag of de verdachtmaking door NOVA lichtvaardig was of juist gerechtvaardigd in het licht van haar uitingsvrijheid en haar journalistieke taak om misstanden aan de kaak te stellen. Ook de vraag of de aantijgingen feitelijk juist waren en of toewijzing van de vordering in een democratische samenleving noodzakelijk was ter bescherming van de belangen van het uitzendbureau, moest beantwoord worden. De Rechter oordeelde dat NOVA onvoldoende onderzoek had gedaan naar de feiten waarvan het uitzendbureau verdacht werd. NOVA was o.a. teveel afgegaan op informatie ‘van horen zeggen’. De verdachtmaking was daardoor lichtvaardig. Ook vond de rechter, dat het belang van het uitzendbureau bij een ongestoorde bedrijfsvoering een dringende maatschappelijke noodzaak was en de inperking van de vrijheid van meningsuiting van NOVA rechtvaardigde. De rechtbank veroordeelde NOVA tot betaling van een vergoeding van de immateriële schade. Partijen bereikten vervolgens een schikking op het punt van de materiele schade die het uitzendbureau had geleden.
De journalistieke vrijheid is dan ook een groot goed, maar kent zijn grenzen in de noodzaak om degene die onderwerp van een journalistiek onderzoek is te beschermen. Het stelt dus eisen aan de kwaliteit van het onderzoek. Daarbij speelt de vraag of het belang van het onderzoek groot genoeg is om de uitingsvrijheid in te perken. Uitingsvrijheid is een groot goed, maar stelt ook eisen aan de journalist bij de uitoefening van zijn vak, waarbij het niet zonder reden ten koste mag gaan van de belangen van betrokken derden.